Hoe oud is Maurik?
Wanneer we spreken over de ouderdom van een dorp of stad, gaan we uit van bewoning van een moment in het verleden, onafgebroken tot nu toe. We noemen dat permanente bewoning. Bewoning voor dat eerste begin is ook interessant, maar voor de berekening van de ouderdom telt het niet mee.
In 1967 zijn op een uitgestrekt bouwterrein ten zuiden van de Homoetsestraat in Maurik enkele geringe resten aangetroffen die wijzen op bewoning in de Bronstijd (1700 - 700 v.Chr.). De Betuwe schijnt evenwel voor de Bataven (55 - 12 v.Chr.) bijna geen vaste bewoners gehad te hebben en op grond van archeologisch onderzoek heeft men geconcludeerd, dat permanente bewoning van plaatsen in het rivierengebied met de uitgang "-ik"(zoals Maurik) nergens verder teruggaat dat tot de vroege middeleeuwen. Dan begint dus pas de permanente bewoning.
Behalve een vestiging in de Bronstijd heeft het grondgebied van Maurik ook in het begin van onze jaartelling nog tijdelijke bewoning gekend. Nabij het Haagje, ten zuiden van Maurik, werden halverwege de vorige eeuw in een slootwand vondsten gedaan die dateren uit de 1e of 2e eeuw na Chr. Ook op de Woerd bij Maurik heeft men resten gevonden. Daar heeft een grote boerderij gestaan met muren van vakwerk: in vertikale en horizontale richting waren bomen en dikke takken geplaatst, waartussen vlechtwerk van tenen met leem bestreken of van met leem bestreken riet. Deze boerderij voert ons naar de tweede helft van de 1e eeuw en de eerste helft van de 2e eeuw en werd waarschijnlijk beschermd door de Romeinen, want toen tegen het einde van de 3e eeuw de Franken met hun invallen begonnen en het in de Betuwe onveilig werd, werd de Maurikse hoeve verlaten. Na het jaar 357 worden geen lotgevallen van Bataven meer vermeld.
Latijnse schrijvers uit het begin van de 4e eeuw noteerden, dat de grond in de Betuwe zo nat was, dat het bijna geen grond meer mocht heten. Het is waarschijnlijk dat in deze tijd allerlei benden tijdelijk in de Betuwse moerassen een schuilplaats hebben gezocht en gevonden. Ook in de daarop volgende eeuwen, de 5e tot de 7e, was er sprake van geringe bewoning van het gebied waar nu ons stamdorp staat. In de Over-Betuwe zijn evenwel de meeste sporen aangetroffen. Een veilige conclusie is, dat de permanente bewoning van Maurik en omstreken pas van na de 7e eeuw dateert.
In een studie voor de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen betoogt Dr. D.P. Blok in 1975 dat de vroeg-middeleeuwse vestiging van bewoners van de West-Betuwe zich van Brabant uit heeft voltrokken en ca. 900 voltooid was. In ieder geval wordt Maurik voor het eerst in 997 in een oorkonde genoemd en wel als Maldericke; keizer Otto III schenkt dan een in Maurik gelegen goed aan een klooster. De vraag is, of dat goed te traceren is. De goederen van dat vrouwenklooster zijn voor het grootste deel terechtgekomen bij de ridders van de Duitse orde. Het zwaartepunt van hun goederen in Maurik lag blijkens de verpondingsregisters van 1648 in het Essenbos, op de zuidelijke oeverwal van de Maurikse wetering.Op grond hiervan concludeert de Maurikse historicus Jan Hogendoorn, dat het in 997 geschonken goed daar moet hebben gelegen.
De vestiging van de bewoners zal, gelet op de conclusie van Dr. Blok, enige generaties eerder hebben plaatsgevonden. De volgende schriftelijke vermelding is van 1270: dan bouwt heer Saffatijn van Mauderic zijn burcht. Deze heeft gestaan op de plaats van de huidige molen; de slotgracht is nu gedeeltelijk uitgegraven.